Epiloog
==
‘Gefeliciteerd met ons eenjarige bestaan, partner!’ Deb hief haar beker thee en tikte ermee tegen die van Lou.
‘Jij ook gefeliciteerd, Miss Devine. En laten we hopen dat er nog vele jaren zullen volgen,’ zei Lou glimlachend.
‘Een jaar! Het is bijna niet te geloven.’
‘Ja, er is een hoop gebeurd. Biscotti?’ Lou hield haar een glazen pot met koekjes voor.
‘Graag. Ik ben echt in de stemming om te soppen.’
‘Zoals altijd.’
‘Je bent nog erger dan ik!’
Ze lachten samen, als zakenpartners en beste vriendinnen. Ze droegen allebei het zwarte uniform met het logo van hun zaak op de borst. Uiteindelijk hadden ze de naam Casa Nostre toch niet gebruikt, en gekozen voor Mamma’s. Ma’s Café was zo bekend, dus hadden ze er alleen een Italiaans tintje aan gegeven. Het was een naam die in alle opzichten helemaal volmaakt was.
‘Je hebt een groter uniform nodig,’ merkte Deb op. ‘Je tieten zijn nog indrukwekkender geworden. Als het zo doorgaat, hebben we straks een aanbouw nodig.’
‘Het is de melk,’ zei Lou. ‘Franco moet in de buurt zijn.’
Als geroepen kwam Tom vanuit de koude buitenlucht van de vroege ochtend rillend het verlichte en heerlijk warme café binnen, met zijn zwartharige zoontje in een draagzak op zijn buik. Hij werd op de voet gevolgd door zijn trouwe viervoeter, die de baby vrijwel geen moment uit het oog verloor.
‘Allemachtig, het was op kerstochtend minder koud dan nu,’ zei hij. Franco lag heerlijk te slapen tegen zijn vaders borst.
‘Ik schenk een kop thee voor je in,’ zei Deb, en ze liet er gekscherend op volgen: ‘Nee, ik hoef geen geld, de thee is van het huis.’
Tom ging voorzichtig zitten, net als Clooney. Het was misschien niet helemaal zoals het hoort om honden toe te laten, maar sommige truckers hadden hun hond bij zich en de honden waren in een hoek van het café even welkom als hun baasjes. Tijdens Lous korte zwangerschapsverlof hadden ze een familielid van May in dienst genomen om te helpen. Ze was ongelofelijk schoon, en huisdieren of geen huisdieren, het café blonk altijd als een spiegel. Ze hadden haar gehouden; ze was te goed om haar weg te sturen.
‘Een jaar,’ peinsde Lou nog een keer.
De beide vrouwen dachten hetzelfde. Een jaar geleden hadden ze op precies dezelfde plaats gestaan, trillend van opwinding en angst. Stel nou dat er niemand kwam? Stel nou dat de hele clientèle, die in de weken dat Ma’s Café gesloten was geweest hun toevlucht had gezocht bij de sjofele rijdende snackbar om de hoek, niet meer terug wilde komen? Hun koelkasten waren gevuld met alle benodigdheden voor het ontbijt, grotendeels geleverd door Karens vader; de potten en pannen en de grill stonden klaar; en de taarten voor de mensen die ’s middags thee of koffie kwamen drinken stonden te pronken in een mooie roterende vitrine. Grote, versgebakken taarten, variërend van de Marco (tiramisu met wit glazuur) waar iedereen zijn vingers bij opat, tot de luchtige citroentaart met kardemom die Lou de Torta Renee had gedoopt. In voorraadpotten op de planken zaten twintig verschillende koffiesoorten met exotische smaken.
Om zes uur ’s ochtends precies hadden ze het rolluik, geschilderd in de kleuren van de Italiaanse vlag, opgehesen en gezien dat er niemand voor de deur stond. De moed was Lou in de schoenen gezonken. Zelfs de grote, stoere Debra Devine stond het huilen nader dan het lachen.
Toen kwamen er, vanuit het niets, als de zombies in Dawn of the Dead, alleen dan roze en vele malen vriendelijker, houthakkershemden en spijkerjacks aangelopen over het parkeerterrein, en doemden er vrachtwagens op.
En alsof het van te voren afgesproken was, riepen ze in koor: ‘Mamma mia!’
Nu waren ze een jaar verder. Deb kon er niet genoeg van krijgen om te flirten van achter de toonbank, en haar beste vriendin was op huwelijksreis geweest, getrouwd en toen moeder geworden van een zoon – in die volgorde. Lous ogen glinsterden nog van de Venetiaanse zonneschijn en een zekere heer van Italiaanse afkomst zorgde ervoor dat het vuur helder bleef gloeien.
Het ontbijt was niet, zoals ze van plan waren geweest, geleidelijk verdwenen. Het was te populair, en hoewel het uitgesloten had geleken dat de theevisite zich op hun gemak zou voelen tussen grote harige truckers met een bouwvakkersdecolleté, bleken de twee werelden fantastisch harmonieus met elkaar te versmelden. Kleine oude dametjes, zakenlui, studenten en mannen met het postuur van kleerkasten genoten ’s ochtends zij aan zij van het Brando-ontbijt, en ’s middags deden ze zich tegoed aan heerlijke taarten. Mamma’s, meldde de lokale – en later de nationale – pers, was het meest bizarre café van de wereld, een ervaring die je gewoon niet mocht missen. Ze hadden zelfs de ontbijttelevisie op bezoek gehad. De presentatrice had nadat de camera’s waren stilgezet nog bijna twee uur met Lou zitten praten. Ze was gefascineerd geweest door Lous opruimavontuur en vertrokken met een volgeschreven blocnote, een rol vuilniszakken en de hoop in haar hart dat zij hetzelfde vuur zou vinden dat flonkerde in de ogen van Lou Broom.
Tom knipte met zijn vingers. ‘Voor ik het vergeet, ik zag Phil daarnet.’
‘Waar?’ vroeg Lou.
‘In zijn auto. Hij zag er heel gespannen uit.’
‘Dan is hij geen spat veranderd,’ zei Deb, onderweg naar de wc voordat de eerste klanten zouden komen.
Deb zou hem nooit vergeven, maar Lou was hem niet vijandig gezind. Uiteindelijk had hij ingestemd met een snelle scheiding; hij had zelfs veel van haar spullen opgestuurd. Boven op een van de dozen lag een briefje waarin hij haar het beste wenste; daarvoor had hij zijn trots moeten overwinnen, en voor hem was dat heel wat. En hij bedankte haar voor de tip die ze hem had gegeven over Sharons kinderen. Het zat met de kleur ogen niet zo simpel als Tom het zich van de biologieles op school had herinnerd – dat twee mensen met blauwe ogen geen kinderen met bruine ogen konden krijgen – maar het argument was sterk genoeg geweest om een dna-test te eisen, en daar was uit gebleken dat de tweeling niet van Phil was.
‘Ach, hij is gelukkig met wat hij heeft,’ zei Lou. ‘Hij heeft zijn zaak en meer heeft hij eigenlijk niet nodig. Voor mij ligt dat anders – ik heb het gevoel dat de hele wereld van mij is met wat ik heb.’
‘En laten we eens kijken wat je dan hebt, Lou: een zoontje dat je elke nacht wakker maakt omdat hij honger heeft, een grote lelijke containerman en een verknipte hond.’
De verknipte hond in kwestie stak zijn ene oor omhoog, maar liet zijn kop toen weer met een innig tevreden zucht op zijn voorpoten zakken.
‘En wat heb jíj, Mr. Broom? Een mollige kabouter die taarten bakt.’
‘Jij bent alles wat mijn hart begeert, Mrs. Broom. Angelo mio, ti amo passionatamente.’
‘Bewijs dat maar eens, Mr. Broom.’ Ze keek hem aan met de ogen van Shaun Casserly, ogen die ondeugend glinsterden.
‘Zodra je thuiskomt van je werk, Mrs. Broom.’
‘Ik weet niet of ik wel zo lang kan wachten, Mr. Broom.’
‘Het is het wachten waard, geloof me,’ zei Tom.
Later die dag kidnapte hij zijn vrouw bij de voordeur. Hij tilde haar moeiteloos op en droeg haar als de prins op het witte paard naar boven.